30 september 2016

Grondbeleid en vrijkomende agrarische bebouwing

Tijdens de Statenvergadering van 30 september jl. bespraken de Staten het grondbeleid van de provincie en een rapport over vrijkomende agrarische bebouwing in de komende jaren.

STATENVOORSTEL NOTA GRONDBELEID

Voor het realiseren van veel provinciale ambities is een gedegen grondbeleid van groot belang. Het grondbeleid dient voor de verwerving van grond voor o.a. de aanleg van wegen, agrarische structuurversterking en het natuurnetwerk. De nota heeft als doel om het grondbeleid af te stemmen op de provinciale opgaven en de gewijzigde wet- en regelgeving.

De SGP kan zich grotendeels vinden in de vastgestelde Nota Grondbeleid. Statenlid De Visser: ‘’Wij hopen dat de provincie voorzichtig zal handelen in het grondbeleid en rentmeesterschap over de provincie.’’

In de commissievergadering voorafgaand aan de Statenvergadering en in de Statenvergadering van februari jl. heeft de SGP een aantal aandachtspunten genoemd. Deze punten zijn door het college van Gedeputeerde Staten grotendeels opgenomen in de nota. Het vergroten van de kredietruimte is daarvan een voorbeeld. Dit voorkomt dat de grondbank vast komt te zitten. Tevens heeft de SGP eerder opgeroepen om tot een flexibele grondbank te komen. Ook dit is verwerkt en onderbouwd in de nota. Toch riep Statenlid De Visser het college nogmaals op om deze flexibele houding ook in de praktijk terug te laten komen. Deze flexibele houding moet dienen om koopkansen, maar ook verkoopkansen tegen een goede prijs te creëren.

Met de extra kredietruimte is de bestemmingsreserve overbodig geworden. Wel vraagt de SGP zich af of de rentelast en de winsten van de gronden tegen elkaar weggestreept kunnen worden. Statenlid De Visser: ‘Wij hopen dat wij deze ontwikkeling de komende tijd kunnen volgen.’’

Daarnaast wil de fractie graag van het college weten of de extra kredietruimte die voor tien jaar vaststaat, tussentijds herzien kan worden en op welk moment zich dit kan voordoen.

Tot slot onderschrijft de SGP de faciliterende rol van de provincie in het stedelijk gebied. Al vraagt de fractie zich wel af hoe de rol van de provincie met betrekking tot de toekomstige Omgevingswet vormgegeven wordt.


RAPPORT REKENKAMER ZEELAND 'VRIJKOMENDE AGRARISCHE BEBOUWING IN ZEELAND TOT 2030'

De Rekenkamer Zeeland heeft onderzoek gedaan naar vrijkomende agrarische bebouwing in Zeeland. Van een vrijkomende agrarische bebouwing is sprake wanneer binnen een agrarisch bedrijf het bedrijfshoofd ouder is dan 50 jaar en er geen bedrijfsopvolger is. Van bedrijven die aan deze definitie voldoen mag verwacht worden dat deze zullen 'stoppen' als agrarisch bedrijf.

Uit het rapport van de Rekenkamer blijkt dat in de periode tot 2030 naar verwachting zo’n 1000 bedrijven zullen stoppen. Deze bedrijven vertegenwoordigen een bebouwde oppervlakte van rond de 130 hectare. Dit komt neer op één derde van het totale areaal aan agrarische bebouwing in Zeeland. In de periode tot 2012 kwam al ongeveer 150 hectare vrij van de agrarische bestemming. Een grove inschatting van de saneringskosten van de vrijkomende 130 hectares geeft aan dat deze tussen de € 33 miljoen en € 45 miljoen zullen bedragen. Eventuele saneringskosten voor het veilig opruimen van asbest zijn daarbij dan nog niet meegenomen (Statenvoorstel SGR-21).

De SGP betreurt het dat de agrarische sector in Nederland wegkwijnt en weinig of geen toekomst heeft. Voor de overheid, maar ook voor de boeren vormt het een grote opgave om de stoppende bedrijven te saneren. Dit vraagt om goed beleid. In de Statenvergadering op 11 maart 2016 heeft de fractie een amendement ingediend waarin het college werd opgedragen een passage over het stellen van voorwaarden aan de herbestemming van vrijkomende agrarische gebouwen te schrappen. Er moet geen beleid opgesteld worden dat in de praktijk problemen veroorzaakt. Statenlid De Visser: ‘‘Wij zijn tevreden dat de geest van ons amendement is overgenomen in de aanbevelingen uit het rapport. De saneringsplicht wordt in de aanbevelingen niet meer een op een doorgeschoven naar de agrariër, maar gekoppeld aan nieuwe kansen en herontwikkeling per ligging naast bedrijventerrein, agrarische bebouwing, natuur of wonen.’’

De SGP benadrukt nogmaals dat er voornamelijk op verpaupering gestuurd dient te worden. Dit is namelijk het achterliggende probleem van leegstand. Een boer die zijn eigendommen netjes bijhoudt na bedrijfsbeëindiging is volgens de SGP geen probleem.