23 juli 2024
Zorgen om verzilting landbouwgronden rondom Waterdunen
Op 19 juni 2024 publiceerde Nieuwe Oogst een artikel waarin werd gesteld dat akkerbouwers rond natuurpark Waterdunen in het westen van Zeeuws-Vlaanderen zich zorgen maken over de mogelijke verzilting van hun landbouwgronden. Dit natuurpark, dat in 2021 werd geopend, heeft als doel de kustverdediging te verbeteren, nieuwe natte natuur te creëren en een sociaal-economische impuls aan de omgeving te geven. Voor de aanleg van Waterdunen zijn akkerbouwers onteigend en landbouwgrond opgeofferd, met aanzienlijke investeringen van Rijkswaterstaat en de provincie Zeeland.
Echter, de verwachtingen ten aanzien van bezoekersaantallen en overnachtingen zijn tot nu toe niet waargemaakt en de omliggende boeren vrezen voor de verzilting van hun landerijen door de open verbinding van het natuurgebied met de Noordzee. Waterschap Scheldestromen voert momenteel metingen uit, maar er zijn zorgen dat de meetperiode van drie jaar te kort is om een volledig beeld van de effecten te krijgen. De boeren pleiten voor een verlenging van de meetperiode naar tien jaar en voor tijdige maatregelen bij toenemende verzilting om economische schade te voorkomen.
Ook in de Tweede Kamer is aandacht voor verzilting van landbouwgronden in kustprovincies. 20 juni is een motie ingediend tijdens het tweeminutendebat Stikstof, NPLG en Natuur. Volgens de indiener staan de kustprovincies voor een groeiende uitdaging door verzilting van landbouwgronden, een toenemende schaarste aan zoetwater en stikstofdepositie afkomstig van scheepvaart. Deze factoren leggen aanzienlijke druk op de natuur en de staat van instandhouding ervan. De stikstofuitstoot vanuit de scheepvaart zorgt ervoor dat kustprovincies weinig invloed kunnen uitoefenen op de stikstofdepositie, wat de situatie verder bemoeilijkt.
Deze omstandigheden maken het agrarisch ondernemerschap op de Zeeuwse eilanden en andere kustgebieden bijzonder moeilijk. Kostbare landbouwopbrengsten gaan verloren, terwijl de beperkte aanwezigheid van veehouderij in deze regio's weinig mogelijkheden biedt om emissies te beheersen.
Gezien deze uitdagingen verzoekt de Kamer de regering om, in lijn met het doel van maatwerk per gebied zoals vastgesteld in het NPLG, samen met de betrokken provincies een actieplan te ontwikkelen. Dit plan moet voorzien in de behoefte aan zoetwater, verzilting tegengaan en maatregelen bevatten die de provincies in staat stellen sturing te geven aan de instandhouding van de natuur.
Wij maken ons grote zorgen over de mogelijke verzilting van landbouwgronden rond natuurpark Waterdunen en de gevolgen daarvan voor de agrarische sector in Zeeuws-Vlaanderen. Het CDA ziet mogelijkheden om een actieplan te ontwikkelen, in lijn van de motie van Van Campen. Naar aanleiding van deze ontwikkelingen heeft de CDA-fractie vragen gesteld aan Gedeputeerde Staten, die wij van harte ondersteunen. Inmiddels zijn ook de antwoorden van het college ontvangen.
1. Is het college bekend met het artikel uit de Nieuwe Oogst?
Ja, wij hebben kennis genomen van het artikel uit de Nieuwe Oogst.
2. Is het college bekend met de onrust die heerst rondom Waterdunen en in West-Zeeuws-Vlaanderen in het algemeen omtrent verzilting en de invloed van Waterdunen hierin?
Wij kennen de zorgen die er zijn omtrent verzilting. Bij aanvang van het project is de afspraak gemaakt met de landbouwsector om rond Waterdunen gedurende een periode te monitoren om te zien wat de invloed is van het project op de grondwaterstanden en de ligging van het grensvlak zoet/zout. Destijds was door de deskundigen geadviseerd drie jaar te monitoren, we hebben na overleg met eigenaren van omliggende percelen gekozen om vijf jaar na opening van de getijdenduiker te monitoren .
3. Wat kan het college doen om de onrust weg te nemen bij de omwonenden en algemeen belanghebbenden in West-Zeeuws-Vlaanderen?
Er is een tussentijds rapport uit 2022 beschikbaar gesteld op www.waterdunen.com onder ‘publicaties’. Hier is ook het monitoringsplan en de nulmeting terug te vinden. In 2022 is een tussentijdse evaluatie opgesteld. Daarin is op basis van het totaal van de individuele punten geconcludeerd dat tot dan toe er geen veranderingen zijn in de grondwaterstanden en ligging van het zoet/zoet grensvlak, dus geen verzilting. Provincie monitort rond Waterdunen sinds aanvang van het project (2011) op verschillende percelen en deelt de gegevens tussentijds, zoals afgesproken in vertrouwelijkheid, met de betreffende perceeleigenaren die een meetpunt hebben. Dit met de afspraak dat deze individuele gegevens, zodra de vereiste monitoringsperiode voorbij is, zullen worden benut om een eindrapportage te maken. Eind september 2024 worden de laatste metingen uitgevoerd en wordt het eindrapport opgemaakt. Dit eindrapport wordt beschikbaar gesteld voor eenieder die geïnteresseerd is.
4. In het gebied gaat het verhaal dat de getijdenduiker niet goed zou functioneren. Is het college hiervan op de hoogte?
a. Zo ja, hoe wordt de werking van de getijdenduiker gemonitord door het Waterschap Scheldestromen?
b. Zo nee, vanaf wanneer werkt de getijdenduiker volledig naar wens?
Nee, op dit moment zijn de werkzaamheden aan de getijdenduiker nagenoeg afgerond en worden in september de laatste testen uitgevoerd. De getijdenduiker wordt door Waterschap Scheldestromen aangepast. Hierover wordt Provinciale Staten middels de kwartaalrapportages op de hoogte gehouden.
5. Wie is verantwoordelijk voor de (toekomstige) kosten aan de getijdenduiker?
Waterschap Scheldestromen is verantwoordelijk voor beheer en onderhoud aan de getijdenduiker.
In het artikel wordt gesteld dat Waterschap Scheldestromen al enkele jaren de effecten op het grond- en oppervlaktewater meet in het gebied. De resultaten worden volgens de Gedeputeerde aan het einde van dit jaar openbaar gemaakt.
6. Op welke momenten (en op welke wijze) kunnen grondeigenaren en gebruikers deze monitoringsgegevens in zien?
De perceeleigenaren, die een meetpunt hebben op hun perceel, krijgen jaarlijks de gegevens van hun eigen meetpunt(en) toegestuurd. Op de website www.waterdunen.com is het zoutmonitoringsplan, het eindrapport Nulmeting grondwater Waterdunen en de tussentijdse rapportage terug te vinden.
7. Waarom is gekozen voor een meetperiode van slechts drie jaar voor het monitoren van verziltingseffecten rond Waterdunen?
Daarvoor is niet gekozen. Er is bij aanvang van het project Waterdunen de afspraak gemaakt om voor een langere periode te monitoren. In de Milieueffectrapportage Waterdunen is geconcludeerd dat het risico op zoutschade beperkt is. In overleg met de landbouwsector is destijds een monitoringsprogramma ontwikkeld (monitoringsplan Waterdunen 2008). In dit monitoringsplan is door deskundigen voorgesteld drie jaar te monitoren. De provincie heeft voorzichtigheidshalve met de betreffende grondeigenaren rond Waterdunen afspraken gemaakt om gedurende de aanleg van de Waterdunen en vijf jaar na openstelling van de getijdenduiker middels meetpunten te monitoren.
8. Is het college bereid om de meetperiode te verlengen naar minimaal tien jaar, zoals voorgesteld door ZLTO Agrarisch West, om een beter inzicht te krijgen in de lange termijn effecten?
Als college willen we eerst de uitkomsten van de monitoring van Waterdunen zoals afgesproken afwachten. Daarna zullen wij een besluit nemen of langere monitoring gewenst is.
9. Welke concrete maatregelen worden genomen als uit de meetgegevens blijkt dat de verzilting van de omliggende landbouwgronden toeneemt?
Gezien de meetgegevens is dat nu niet aan de orde. Stel dat er toch nadelige veranderingen worden geconstateerd als gevolg van Waterdunen zal allereerst getracht worden deze verandering door extra maatregelen (zoals bijvoorbeeld drainage) te compenseren. Als er desondanks toch zoutschade optreedt als gevolg van Waterdunen, dan wordt deze vergoed. In 2010 is hiervoor een nadeelcompensatie regeling vastgesteld ‘Regeling Nadeelcompensatie Verkeers- en Vervoersvoorzieningen en provinciale projecten provincie Zeeland 2010’.
De motie van Van Campen roept op om samen met provincies tot een actieplan te komen om in de behoefte van zoetwater te kunnen voorzien, verzilting tegen te gaan en maatregelen in het NPLG op te nemen.
10. Heeft het college kennisgenomen van de motie?
Ja, wij hebben kennis genomen van de motie.
11. Hoe beoordeelt het college een mogelijk actieplan, in samenwerking met het Rijk en andere provincies om verzilting tegen te gaan?
Wij zijn van mening dat het goed is om in gezamenlijkheid met het Rijk en de kustprovincies te kijken naar de beste aanpak. Daarbij willen wij de motie breed interpreteren, dus verzilting, beschikbaarheid van zoet water, perspectief voor de landbouw en instandhouding van de natuur. Een actieplan kan hier zeker aan bijdragen. De eerste overleggen met het Rijk zijn inmiddels gestart.
Omroep Zeeland heeft ook een artikel aan dit onderwerp gewijd.